Reactie Staatssecretaris op artikel 'Een labmuis leert ons bijna niks over onszelf'
Op 21 januari 2016 heeft Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken een brief gestuurd aan de Tweede Kamer in reactie op een NRC artikel ‘Een labmuis leert ons bijna niets over onszelf’. In zijn brief geeft Van Dam aan dat in Nederland dierproeven uitgevoerd worden met inachtneming van de bepalingen in de Wet op de dierproeven. Deze wet stelt regels met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren ter bescherming van het dier. In de wet is op grond van de Europese richtlijn geregeld aan welke voorwaarden een projectaanvraag moet voldoen en hoe daarop getoetst moet worden door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD).
De CCD heeft inmiddels aan het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) gevraagd advies uit te brengen over diverse aspecten die verband houden met het gebruik van proefdieren, zoals gesignaleerd in het NRC-artikel. Tevens wordt het NCad gevraagd om in dit verband enkele concrete handvatten aan te reiken aan die partijen die een rol spelen in het gehele proces rond dierproeven (onderzoeker, Instantie voor Dierenwelzijn (IvD), Dierexperimentencommissies (DEC’s) en CCD) om waar nodig tot verdere verbetering te komen.
Van Dam is van mening dat de methodologische uitvoering van de dierproeven primair de verantwoordelijkheid is van de onderzoeksinstellingen zelf. In de wetenschap is steeds meer aandacht voor de discussie over de genoemde aspecten. De inzet hierbij is om de waarde van het onderzoek te doen toenemen en de verspilling tegen te gaan. De aandacht voor verbetering van de wetenschappelijke kwaliteit en de erkenning van het belang ervan neemt toe. Van Dam is van mening dat de discussie zoveel mogelijk van binnenuit gevoerd en gevoed moet worden. Samen met zijn collega Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en roepen ze voorstanders van de noodzakelijke veranderingen dan ook op hierin een actieve rol te nemen.