In 2010 heeft de Europese Unie een richtlijn (2010/63/EU) gepubliceerd voor het beschermen van dieren die gebruikt worden voor dierproeven in de verschillende lidstaten. Met de herziene Wet op de dierproeven (Wod) heeft Nederland deze richtlijn in de nationale wet- en regelgeving ingevoerd.
Deze richtlijn moet de verschillen in de wet- en regelgeving per lidstaat wegnemen. Daarnaast verplicht de richtlijn de lidstaten een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en validatie van alternatieven. De Wet op de dierproeven (Wod) is niet integraal vervangen. De Wod van vóór 2014 heeft namelijk diverse nationale bepalingen die verder gaan dan de richtlijn. Hierdoor blijft in Nederland een hoog niveau van bescherming van proefdieren gehandhaafd.
De doelen van de Wod zijn:
- De bescherming versterken van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt.
- Gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven en het wetenschappelijk onderzoek in de EU herstellen
- Op de behandeling en het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden moeten de drie V’s van toepassing zijn (vervanging, vermindering en verfijning).
De Wod is van toepassing in de volgende situaties:
- Op dieren die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt in procedures, of bij dieren die specifiek worden gefokt om hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden te kunnen gebruiken.
- Op dieren die worden gedood met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels.
- Totdat de dieren gedood of geadopteerd zijn of opnieuw in hun leefomgeving of een geschikt dierhouderijsysteem zijn geplaatst.
- Op levende, niet-menselijke, gewervelde dieren maar ook op levende koppotigen (octopussen en inktvissen).
- Op foetale vormen van zoogdieren vanaf het laatste derde deel van hun ontwikkeling en op zich zelfstandig voedende larvale vormen.