Hoe is het NCad ontstaan

In Nederland werken veel partijen samen aan verantwoord gebruik van dieren in (wetenschappelijk) onderzoek en onderwijs. Denk aan de overheid, de wetenschap, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. We hebben al veel bereikt in Nederland. Maar het kan nog beter.

De Wet op de dierproeven (Wod) is sinds 1977 van kracht. Deze wet beschermt de gezondheid van proefdieren en bepaalt welke regels er zijn voor dierproeven. De wet stelt ook eisen aan de deskundigheid van mensen die met proefdieren werken.

De Wet op de dierproeven veranderde op 18 december 2014. De Europese Richtlijn voor dierproeven kwam toen in onze nationale wet. Hierdoor verdwenen de verschillen tussen Europese lidstaten als het gaat om dierproeven, proefdieren en de 3V’s. Alle regels uit de Wod van voor 2014, die soms strenger zijn dan de Europese Richtlijn, bleven wel geldig. Ook nu nog. Lees meer leest u meer over de regels die in Nederland gelden.

De Europese Richtlijn heeft een aantal eisen waaraan elk land binnen de EU moet voldoen. Elk land moet verplicht een Nationaal Comité hebben voor de bescherming van dieren die worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Het comité:

  • adviseert verantwoordelijke organisaties en de Instanties voor Dierenwelzijn (IvD) over de aankoop, fok, huisvesting, verzorging en dieren in procedures;
  • verspreidt ‘beste praktijken’;
  • wisselt met de andere comités informatie uit over het functioneren van de IvD’s en de projectevaluatie van dierproeven.

In Nederland startte het NCad op 18 december 2014. Een deel van de taken die het NCad nu uitvoert werd tot dat moment uitgevoerd door het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor dierproeven (NKCA). De overige taken van het voormalige NKCA zijn overgenomen door het RIVM en de Universiteit Utrecht.